Academische vaardigheden kunsthistorici

2100 Lezen

In de studie kunstgeschiedenis zal je behoorlijk veel moeten lezen. Je kan er daarom veel profijt van hebben als je dat efficiënt en effectief doet.

Voor werkcolleges zal de teksten veelal niet alleen lezen, maar ook bestuderen. Dan probeer je de tekst niet alleen te begrijpen, maar er ook vragen bij te stellen en de informatie uit de tekst te verbinden met wat je al weet.

Soms zal de literatuur deel zijn van verplichte tentamenstof. Daarvoor zal je goed inzicht moeten hebben in de hoofdlijnen van een tekst.

En tenslotte is aandachtig lezen ook een oefening in leren schrijven. Lezend kan je afkijken hoe andere schrijvers schrijven.

Effectief en efficiënt lezen begint met het verkennen van een boek of artikel als geheel.

  • Wat zegt de flaptekst, het voorwoord, de inleiding over het boek als geheel?
  • Wat zegt de informatie in de catalogus van de bibliotheek, welke trefwoorden zijn er aan het boek verbonden?
  • Welke hoofdstukken zijn er? Hoe verhouden die zich tot de titel van het boek?
  • Wat staat er in de conclusie?

Na deze verkenning begrijp je waar de publicatie in grote lijnen over gaat, wat de centrale vraag is, wat de bedoeling is, en langs welke stappen de vragen worden beantwoord.

Je kan zo de opzet die achter de tekst zit reconstrueren.

Je kan die gereconstrueerde opzet goed gebruiken als de basis voor een samenvatting van de tekst.

Als je vervolgens de hele tekst nauwkeurig leest kan je alle informatie sneller in je opnemen, want je kan die een plaats kan geven in de opzet.

Als je het lastig blijft vinden effectief en efficiënt te lezen kan een speciale training die de universiteit aanbiedt misschien helpen.

Als je voor een werkcollege een tekst bestudeert lees je die tekst zorgvuldiger dan gewoonlijk. Je zoekt woorden en begrippen op die je niet kent. Je probeert te bereiken dat je de tekst niet alleen kan navertellen, maar ook begrijpt wat de bedoeling van de auteur is, welke vragen hij of zij wil beantwoorden, hoe hij of zij dat doet, en wat de antwoorden zijn.

En vooral: je bekijkt de tekst ook analytisch en kritisch:

  • Wat zijn de implicaties van de tekst?
  • Welke vragen komen niet aan bod in de tekst?
  • Welke verbindingen kan je maken tussen de tekst en dingen je al weet?
  • Welke nieuwe vragen roept de informatie op?

Als je een tekst moet lezen voor een tentamen zal een goed inzicht in de hoofdlijnen ervan je de basis geven om de stof in je op te nemen. Juist dan is het belangrijk de hoofdlijnen, die je gemakkelijk kan onthouden, te onderscheiden van de details, die je zou moeten stampen.

Doorgaans hoef je in een tentamen alleen feiten zoals namen, jaartallen en specifieke begrippen te kunnen noemen als voorbeelden bij je uitleg over de grote lijnen.

Een voorbeeldtentamen kan je daarover meer duidelijkheid geven.

Als je in een tekst de onderliggende opzet herkent, helpt je dat wanneer je een opzet gaat maken voor je eigen teksten. Je kan ook zinswendingen, vaktaal en gevoel voor stijl opdoen door gericht te lezen. Academisch Nederlands is een specifieke taal, die je geleidelijk onder de knie gaat krijgen. Dat geldt uiteraard ook voor academisch Engels.

Veel van de teksten die je leest zijn geschreven in academisch Engels. Dat kan in het begin extra tijd kosten, maar went bij bijna iedereen snel.

Voor veel kunsthistorische onderwerpen zal je op den duur ook Frans, Duits of Italiaans moeten kunnen lezen, of bijvoorbeeld Spaans, Latijn of zeventiende-eeuws Nederlands. Wie intelligent genoeg is om een academische studie te kunnen doen, kan ook een taal (passief) leren beheersen.

De universiteit verzorgt cursussen academisch Engels.

Voor andere talen kan je terecht bij Babel.

Als je dyslexie hebt zal het lezen (en schrijven) je misschien extra tijd en energie kosten.

De universiteit biedt trainingen aan die je kunnen helpen.