Voorbeeld 3240 beeldbeschrijving beeldhouwkunst
Verzetsmonument
Kunstenaar: Corinne Franzèn-Heslenfeldt
Onthuld in 1949
Materiaal: kalksteen (beeld), witte natuursteen (sokkel)
Hoogte: 6 m (beeld), 4 m (sokkel)
Locatie: Utrecht, Domplein, tegen het schip van de Domkerk
Het gaat om een meer dan levensgrote, halfnaakte vrouwenfiguur met een fakkel in de hand, geplaatst op een hoge sokkel.
De vrouwenfiguur heeft een frontale houding met een draaiing in het bovenlichaam, die wordt veroorzaakt door de manier waarop zij met beide armen de fakkel rechts van zich omhoog houdt, ter hoogte van haar hoofd. Verder wordt de houding van de figuur enigszins verlevendigd doordat zij met haar rechterbeen een stap zet.
Door de houding heeft de figuur een duidelijk hoofdaanzicht. Niettemin spelen de zijaanzichten wel degelijk een rol. Wie recht voor het beeld staat, ziet niet goed dat het linkerbeen van de vrouw sterk naar achteren steekt. Beweeg je die kant op om het beeld goed te bekijken, dan valt de rechterarm met de fakkel aan de andere kant van haar hoofd bijna weg. Alleen de achterkant van het beeld speelt een ondergeschikte rol. Dat wordt benadrukt door de plaatsing van het beeld tegen het koor van de Domkerk: je kunt wel achter het beeld langslopen – maar bijna niemand doet dat.
Ondanks de ondergeschikte rol van de achterkant is het beeld aan alle kanten even nauwkeurig afgewerkt. Wat de afwerking betreft valt verder op dat de lichaamsvormen niet bovenmatig zijn gedetailleerd en regelmatig zijn gehouden, met een nadruk op de spiermassa’s van buik en schouders. Je zou ook kunnen zeggen dat de lichaamsvormen zijn geïdealiseerd. Het kleed over het onderlichaam heeft dezelfde karakteristieken, maar benadrukt tegelijkertijd de beweging van de benen: het kleed trekt zich strak over rechterbeen waarmee de stap wordt gezet en golft over het naar achteren gestrekte linkerbeen.
Het ontblote bovenlijf roept bijna automatisch associaties op met klassieke beelden, en met beelden uit de vroegmoderne tijd die geïnspireerd zijn door de klassieke Oudheid. Een bekend voorbeeld van een beeld van een halfnaakte vrouw met een kleed over het onderlichaam is de zogeheten Aphrodite van Melos in het Louvre. De idealisering van het lichaam en de regelmatige vormen van de draperieën van het Utrechtse beeld versterken die associaties. Het krullende haar van de vrouwenfiguur is echter niet overduidelijk of bewust klassiek, maar eerder eigentijds. Desondanks is de voorlopige conclusie gerechtvaardigd dat de figuur niet een bepaald individu voorstelt, maar ‘een’ vrouw.
Het beeld is gemaakt van een zandkleurige kalksteen. Het bestaat uit verschillende gestapelde stukken, die in de loop der tijden verschillend zijn verkleurd en het beeld een eigen patina geven, dat overigens in het geheel niet overheerst. Het beeld onderscheidt zich duidelijk van de sokkel, die van lichtere natuurstenen is gemaakt, die als een muur zijn gevoegd. Toch vormen beeld en sokkel een eenheid. Samen vormen ze een gevaarte van 10 meter hoog, dat zich visueel kan handhaven tegen het monumentale decor van de Domkerk.
Verder geeft de sokkel belangrijke aanvullende informatie over het beeld. In de voorzijde van de sokkel, die het hoofdaanzicht van het beeld nogmaals benadrukt, zijn de oorlogsjaren 1940-1945 gebeiteld en vier dichtregels van Jan Engelman:
“Gedenk uw dooden die den goeden strijd
gestreden hebben in gerechtigheid.
Draagt voort hun vlam, zij zijn gebleven,
maar in dien gloed wordt ons nieuw leven.”
Het beeld is dus een oorlogsmonument en de vlam van het verzet die in het gedicht wordt genoemd heeft kennelijk te maken met de fakkel. Die vlam moet worden voortgedragen, wat verklaart waarom de figuur een stap naar voren doet.
Victor Schmidt