Academische vaardigheden kunsthistorici

Voorbeeld 3220 Beeldbeschrijving schilderkunst

  • Drager/materiaal: doek, olieverf
  • Vorm/maten: liggende rechthoek 102 x 137,5 cm
  • Signatuur/opschrift: gesigneerd en gedateerd middenonder: HTBrugghen fecit 1621
  • Huidige toeschrijving: Hendrick ter Brugghen
  • Datering: 1621
  • Titel: De roeping van Mattheus
  • Iconclass-code 73C7115
  • Collectie:  Centraal Museum, Utrecht , inv.nr. 5088
  • Foto: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/6/64/Hendrick_ter_Brugghen_-_The_calling_of_Saint_Matthew_-_Google_Art_Project.jpg (geraadpleegd 1 september 2017)

De Roeping van Mattheus is een rechthoekig olieverfschilderij in liggend formaat. Op dit figuurstuk staan zes mannen rond een tafel verbeeld. Centraal, even rechts van het midden, is een figuur te zien met een lange baard en een kaal hoofd, die met zijn rechterhand naar zijn borst wijst. Hij is gezeten aan een tafel met daarop een pen, papier, inktpot en zeven muntstukken. Rechts van hem staan een jonge man met een hoed en een oude man met een bril, achter hem staat een jongen met een doek om zijn hoofd gewikkeld. Links in het beeldvlak staan twee mannen gekleed in een lange mantels, een van hen wijst met zijn rechterhand naar de centrale figuur. Op de achtergrond zijn vier stukken beschreven papier te zien die tegen een muur zijn bevestigd.

Het beeldvlak is verdeeld in twee groepen: de twee figuren links staan los van de vier figuren rechts. Tussen de twee groepen loopt een diagonale beeldas, benadrukt door de baan licht die valt van linksboven op het beeldvlak naar rechtsonder. Een tweede beeldas wordt gevormd door de arm en wijsvinger van de meest linkse figuur die wijst naar de centrale figuur. Deze beweging wordt ondersteund door het diagonaal geplaatste vel papier op de tafel. Het schilderij is asymmetrisch omdat de linker groep minder ruimte op het beeldvlak inneemt dan de rechter groep.

In de gesuggereerde ruimte zijn drie plans te onderscheiden: een voorgrond die de twee figuren links bevat, een middenplan dat de vier figuren rond de tafel bevat en een achtergrond die bestaat uit een muur die evenwijdig aan het beeldvlak is geplaatst. De uitgestoken arm van de meest linkse figuur verbindt de voorgrond met het middenplan.

Lineair perspectief is toegepast om het vel papier op tafel weer te geven. Wanneer de lange zijden van het papier worden doorgetrokken tot het punt waar ze elkaar raken, wordt duidelijk dat het verdwijnpunt ligt ter hoogte van de wang van de man met de hoed. De horizon ligt dus ook op deze hoogte. De enige figuur wiens ogen op de horizon liggen is de centrale figuur met de baard. Zijn centrale rol wordt dus zowel door de beeldassen als door de horizon benadrukt.

De schilder heeft ook atmosferisch perspectief toegepast. Een van de figuren op de voorgrond draagt een mantel in verzadigd rood. De figuren op het middenplan dragen daarentegen kleding in minder verzadigde kleuren, namelijk roze, lila en lichtblauw. Op de achtergrond is nog maar heel weinig kleur- en tooncontrast te zien, wat met name opvalt als de papieren tegen de muur worden vergeleken met het papier op tafel.

De gestrekte arm van de figuur geheel links en de linkerhand van de figuur geheel rechts zijn verkort weergegeven. Dit versterkt de ruimtesuggestie: de figuur links wijst van de voorgrond naar de middengrond, terwijl de hand van de figuur rechts van het middenplan naar de voorgrond beweegt.

De figuren op het schilderij vullen vrijwel het gehele beeldvlak en zijn krap ten opzichte van de beeldrand geplaatst. Van geen van de figuren is meer dan het bovenlichaam te zien en van de figuur geheel links worden zelfs achterhoofd en rug door de beeldrand afgesneden. De figuur geheel links vervult zo de functie van repoussoir: zijn plaats op de voorgrond, en het contrast tussen zijn donkere silhouet en de belichte figuren op het middenplan, versterken de illusie van diepte. Omdat de tafel parallel aan het beeldvlak is geplaatst krijgt de beschouwer de indruk dat hij/zij zelf de vrije plaats aan de tafel zou kunnen innemen.

De figuratieve vormen zijn sterk overlappend weergegeven, zodat van de figuren alleen de hoofden in hun geheel zichtbaar zijn. De hoofden zijn compact geclusterd in twee groepen. Een ander cluster bestaat uit zes handen die in een ritmische verdeling naast en onder elkaar zijn geplaatst. Terwijl de hoofden van de figuren als eenduidige geometrische vormen zijn neergezet wordt de kleding van de figuur geheel rechts getypeerd door een grillige plooival, vergelijkbaar met de grillige kreukels in de papieren op de achtergrond. Beweging wordt bovendien gesuggereerd door de opwaaiende flappen van de kleding van de figuur rechts en van de jongen in de roze jas.

De schilder geeft de vingers van al zijn figuren een vloeiende omlijning terwijl de gezichten, met name die van de centrale figuur met de baard, met meer hoekige lijnen zijn neergezet. De opvallendste lijnen zijn contouren die een lichte voorgrond scheiden van een donkerdere achtergrond, zoals in de naar het licht gekeerde zijde van de gezichten van de vier figuren in de rechtergroep. Alleen bij bepaalde details zijn deze contourlijnen vaag gelaten zodat een effect van sfumato ontstaat, zoals bij de baard van de hoofdfiguur, bij de snor van de man linksvoor, en bij de veer van de man met de hoed.

De schilder heeft een warme bruintint en verzadigd rood gebruikt voor de mantels van de figuren op de voorgrond. De figuren op het middenplan dragen daarentegen koudere (blauw, groen) en minder verzadigde kleuren (lila en roze). De achtergrond is in monochrome aardetinten weergegeven. Opvallend is bovendien het contrast tussen twee primaire kleuren: het rood van de mantel van de figuren links, en het blauw van de mantel van de centrale figuur. De hoge lichten, zoals de reflecties op het kuras van de man met de bril, zijn dekkend weergegeven, terwijl de stukken papier op de achtergrond meer transparant zijn neergezet.

De lichtbron zelf is niet te zien, maar de richting van slagschaduwen, zoals die van de inktpot op de tafel en die van de wijsvinger van de centrale figuur, maken duidelijk dat het licht van linksboven invalt. Alleen de figuur geheel links is te zien in tegenlicht: de lichtbron bevindt zich achter zijn hoofd. Omdat er sprake is van een enkele lichtbron zijn de figuren te zien in een sterk clair-obscur: het contrast tussen de hoge lichten en eigen schaduwen van de verbeelde hoofden en ledematen is bij alle figuren groot. Reflecties komen hier en daar voor, zoals op de kin en kaak van de jongen met de roze jas, in de hals van de man met de bril, en tegen de onderzijde van het omhoog gekrulde papier.

Op het schilderij is een enkele scène te zien: de twee figuren links confronteren de vier figuren rechts. Deze confrontatie wordt kracht bijgezet door de blikrichtingen: de figuren ter linkerzijde wisselen blikken uit met de bebaarde hoofdfiguur rechts van het midden. De handgebaren van de figuur links en van de hoofdfiguur die op zichzelf wijst, ondersteunen deze confrontatie. De twee figuren ter rechterzijde wijzen echter naar een ander detail van de voorstelling, namelijk de voorwerpen op de tafel. De figuur met de bril is de enige die zijn blik richt naar deze voorwerpen. Geen van de figuren is voorzien van opvallende attributen.

Het werk is overwegend glad geschilderd en penseelstreken zijn alleen zichtbaar als ze een rol spelen in de suggestie van werkelijkheid, zoals in de weergave van de hoofd- en baardharen van de bebrilde man en bij de veer van de man met de rode hoed. Er zijn geen beschadigingen te zien maar het gehele verfoppervlak is bedekt met een patroon van craquelures.